ECLI:NL:CRVB:2015:285
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot AIO-aanvulling en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. De Svb had de uitkering van verzoekster ingetrokken en een bedrag van € 50.779,25 teruggevorderd, omdat haar vermogen de vrij te laten grens overschreed. Verzoekster ontving sinds 2005 bijstand ter aanvulling op haar AOW, maar de Svb ontdekte dat zij een woning in Suriname bezat, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering.
Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij meent dat de terugvordering niet terecht is en dat de waarde van haar woning veel lager is dan door de Svb gesteld. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een financieel spoedeisend belang, aangezien verzoekster sinds 12 december 2013 weer een AIO-aanvulling ontvangt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er andere spoedeisende belangen zijn die een voorlopige voorziening rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet voldaan werd aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, met B. Rikhof als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.