ECLI:NL:CRVB:2015:2772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Verzoeker, S.N. Arthur, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat zijn aanvraag voor bijstand op 27 november 2014 had afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van verzoeker op 13 maart 2015 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Verzoeker stelde dat hij het besluit niet had ontvangen en dat hij door opname in het Justitieel Medisch Centrum niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De voorzieningenrechter van de Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. Aangezien het college het besluit had verzonden naar het laatst bekende adres van verzoeker, en verzoeker niet had aangetoond dat hij het college op de hoogte had gesteld van zijn opname, werd geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het bezwaar was aangevangen op 28 november 2014. Het bezwaarschrift was pas op 13 februari 2015 ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn viel.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker in verzuim was geweest en dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het hoger beroep van verzoeker werd dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.