ECLI:NL:CRVB:2015:2651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding reiskosten op basis van hardheidsclausule door staatssecretaris van Financiën
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, werkzaam als taxateur onroerende zaken bij de Belastingdienst Rivierenland, tegen de staatssecretaris van Financiën. Appellant had verzocht om vergoeding van reiskosten die hij had gemaakt in de periode van januari 2009 tot en met december 2011, ter waarde van € 18.421,-. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellant zijn verzoek niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na de maand waarop het verzoek betrekking heeft had ingediend. Appellant stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar oordeelde dat de staatssecretaris een onjuiste motivering had gegeven voor de afwijzing van het verzoek. De rechtbank vond dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen vasthouden aan de hoofdregel van het Reisbesluit, maar dat de motivering ter zitting alsnog was gegeven, waardoor appellant niet in zijn belangen was geschaad. In hoger beroep werd de vraag aan de Centrale Raad van Beroep voorgelegd of de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen afzien van verdere vergoeding op basis van de hardheidsclausule.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van vergoeding van de reiskosten, maar bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat de motivering van de staatssecretaris ter zitting alsnog was gegeven. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellant aanvoerde niet voldoende waren om de toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.