ECLI:NL:CRVB:2015:262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellanten, die geen melding hebben gemaakt van hun onroerend goed in Turkije. Appellanten ontvingen sinds 17 september 2011 bijstand, maar na een anonieme melding over hun eigendommen in Turkije heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking van twee appartementen die aan appellanten toebehoren, waarvan de waarde de vermogensgrens overschreed. Appellanten ontkenden aanvankelijk het bezit van deze woningen, maar erkenden later dat zij eigenaar waren van een perceel grond en een appartement in Turkije. De gemeente besloot op 18 september 2012 de bijstand van appellanten in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat zij in strijd met hun inlichtingenverplichting geen opgave hadden gedaan van hun vermogen.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten hun bezwaren herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de taxatie van de waarde van de woningen door een lokale makelaar in Turkije correct was en dat appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd om de waarde van hun onroerend goed te betwisten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De uitspraak werd gedaan op 3 februari 2015.