ECLI:NL:CRVB:2015:2611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand met terugwerkende kracht en bijzondere omstandigheden in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en de vraag of appellant recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht. Appellant heeft zich op 24 december 2012 gemeld bij het UWV Werkbedrijf om bijstand aan te vragen, met een gewenste ingangsdatum van 30 januari 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar heeft de aanvraag om bijstand met terugwerkende kracht afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van het overgangsrecht van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets (Wah). De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De Raad oordeelt dat appellant in de periode van 26 april 2012 tot en met 17 september 2012 geen aanvraag om bijstand heeft ingediend, wat betekent dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het overgangsrecht. Appellant heeft betoogd dat hij eerder een aanvraag heeft gedaan, maar de Raad concludeert dat er geen bewijs is dat een aanvraag is ingediend. De Raad stelt vast dat de informatie die appellant heeft ontvangen van een medewerker van het UWV correct was en dat hij niet is misleid.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat appellant recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.