ECLI:NL:CRVB:2015:2558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellante, die zich op 6 september 2010 ziek meldde vanwege schouderklachten, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de beroepsgronden van appellante, die zich richtten op de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, niet slagen. De rechtbank had de relevante medische gegevens zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gegevens ingebracht die aanleiding gaven tot twijfel aan het oordeel van de rechtbank. Het Uwv had bovendien een functie, die eerder als passend was aangemerkt, van de schatting gehaald, maar dit had geen invloed op de mate van arbeidsongeschiktheid, die onverminderd 0% bleef. De Raad concludeerde dat er geen recht op een WIA-uitkering was ontstaan en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.