ECLI:NL:CRVB:2015:234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van vervoersvoorziening op basis van medische noodzaak in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als senior adviseur werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, had een WIA-uitkering ontvangen vanwege ernstige rug- en nekklachten. Hij verzocht om een vervoersvergoeding om zijn werkplek te bereiken, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wees dit verzoek af, omdat er volgens hen geen medische noodzaak was voor de vervoersvergoeding.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd dat de appellant in staat was om zelfstandig met het openbaar vervoer naar zijn werk te reizen. De Raad vond geen aanleiding om de medische grondslag van het bestreden besluit anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan.
De appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat er wel degelijk een medische noodzaak bestond voor de vervoersvoorziening, maar de Raad oordeelde dat de door de appellant ingebrachte nadere medische gegevens geen betrekking hadden op de relevante periode van januari 2010 tot en met februari 2011. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.