ECLI:NL:CRVB:2015:2302
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2015 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van verzoeker, die in strijd met zijn inlichtingenverplichting heeft gehandeld. Verzoeker ontving vanaf 28 augustus 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had aan het college opgegeven dat hij slechts 10 uur per maand werkte bij een pizzeria, met een inkomen van € 60,- per maand. Echter, na een melding van zijn bewindvoerder dat hij meer uren werkte, heeft een onderzoek plaatsgevonden waaruit bleek dat verzoeker in werkelijkheid meer uren werkte en hogere inkomsten had dan hij had opgegeven.
Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van verzoeker tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële gevolgen voor verzoeker. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat verzoeker geen aannemelijke argumenten heeft aangedragen die zouden wijzen op onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van de terugvordering. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen.