ECLI:NL:CRVB:2015:2149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van hoofdverblijf en bijstandbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), had op 3 januari 2012 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met als ingangsdatum 21 januari 2012. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere, omdat appellant niet op het opgegeven adres zou wonen. Na een huisbezoek en aanvullend onderzoek, waaronder dossieronderzoek en buurtonderzoek, concludeerde het college dat appellant onvoldoende had aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had en dat hij niet in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. Appellant stelde dat hij geld had geleend van een nicht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een schuld of een terugbetalingsverplichting. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. De Raad concludeerde dat de verklaringen van buurtbewoners en de waarnemingen onvoldoende waren om aan te tonen dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. Bovendien was er geen bewijs voor de gestelde lening aan appellant.
De Raad bevestigde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.