ECLI:NL:CRVB:2015:2112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) ten onrechte had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld.
De Centrale Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. De Raad bevestigde dat het onderzoek van het Uwv, dat was gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek en informatie van de behandelend sector, zorgvuldig was. De verzekeringsartsen hadden de arbeidsbeperkingen van appellante vastgesteld en de rechtbank had terecht geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen.
De Raad concludeerde dat de informatie van de door appellante genoemde professionals niet aantoonde dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op de arbeid die appellante nog kan verrichten, rekening houdend met haar beperkingen. De Raad bevestigde dat de belasting van de voorgehouden functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed en dat er geen recht op een WIA-uitkering was ontstaan. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.