ECLI:NL:CRVB:2015:1863

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
14-1657 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake AOW-toeslag en terugvordering van te veel betaalde toeslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de AOW-toeslag van betrokkene, waarbij de Raad in een tussenuitspraak op 19 december 2014 had geoordeeld dat de afkoopsommen pensioen van de partner van betrokkene niet gekort zouden worden op de AOW-toeslag. Appellant heeft ter uitvoering van deze tussenuitspraak op 17 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van betrokkene gegrond werd verklaard en het eerdere besluit van 15 februari 2013 werd ingetrokken. Betrokkene heeft in een brief van 2 maart 2015 zijn zienswijze gegeven over dit nieuwe besluit, waarop appellant op 6 maart 2015 heeft gereageerd.

De Raad heeft het onderzoek gesloten en vastgesteld dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad heeft wel geoordeeld dat appellant moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep, begroot op € 47,20 voor de reiskosten van betrokkene. Tevens werd bepaald dat van appellant een griffierecht van € 493,- wordt geheven. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.L. de Vries, met P. Boer als griffier.

Uitspraak

14/1657 AOW
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 februari 2014, 13/4273 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 19 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4151, een tussenuitspraak gedaan.
Ter uitvoering van die tussenuitspraak heeft appellant op 17 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar ingezonden. In dat besluit is het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 15 februari 2013 ingetrokken.
Betrokkene heeft met een brief van 2 maart 2015 zijn zienswijze gegeven over dit nieuwe besluit. Appellant heeft hierop gereageerd in een brief van 6 maart 2015.
De Raad heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet, heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verwezen wordt naar de tussenuitspraak van 19 december 2014 voor de feiten waarvan wordt uitgegaan bij de oordeelvorming. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
1.2.
Met het besluit van 17 februari 2015 heeft appellant betrokkene laten weten dat de afkoopsommen pensioen van de partner van betrokkene niet zullen worden gekort op de AOW-toeslag van betrokkene en dat de terugvordering van de te veel betaalde toeslag niet wordt gehandhaafd.
1.3.
Betrokkene heeft in zijn brief van 2 maart 2015 vermeld dat aan zijn oorspronkelijk bezwaar tegemoet is gekomen. Wel vordert hij vergoeding van griffierecht en proceskosten.
1.4.
In de nadere reactie van appellant van 6 maart 2015 is aangevoerd dat in de nieuwe beslissing enkel is geweigerd de kosten in bezwaar te vergoeden, nu van voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten niet was gebleken. De proceskosten en het griffierecht in beroep zullen worden vergoed conform het bepaalde in de aangevallen uitspraak, evenals de nog door de Raad vast te stellen proceskosten in hoger beroep.
2.1.
Uit het voorgaande volgt dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
2.2.
Appellant heeft op juiste gronden vastgesteld dat betrokkene geen recht heeft op vergoeding van kosten in bezwaar, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken. Appellant wordt wel veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in hoger beroep, begroot op € 47,20 voor de reiskosten van betrokkene.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 47,20;
  • bepaalt dat van appellant een griffierecht wordt geheven van € 493,-.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) P. Boer

MK