Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 47,20;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht wordt geheven van € 493,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de AOW-toeslag van betrokkene, waarbij de Raad in een tussenuitspraak op 19 december 2014 had geoordeeld dat de afkoopsommen pensioen van de partner van betrokkene niet gekort zouden worden op de AOW-toeslag. Appellant heeft ter uitvoering van deze tussenuitspraak op 17 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van betrokkene gegrond werd verklaard en het eerdere besluit van 15 februari 2013 werd ingetrokken. Betrokkene heeft in een brief van 2 maart 2015 zijn zienswijze gegeven over dit nieuwe besluit, waarop appellant op 6 maart 2015 heeft gereageerd.
De Raad heeft het onderzoek gesloten en vastgesteld dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad heeft wel geoordeeld dat appellant moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep, begroot op € 47,20 voor de reiskosten van betrokkene. Tevens werd bepaald dat van appellant een griffierecht van € 493,- wordt geheven. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.L. de Vries, met P. Boer als griffier.