ECLI:NL:CRVB:2015:1765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- D.J. van der Vos
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende medische grondslag en geen toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Appellante, die eerder een WAO-uitkering ontving vanwege linkerarmklachten, had in 2006 een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante geschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak grondig beoordeeld. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd. De verzekeringsartsen hadden vastgesteld dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was opgetreden in de periode waarover appellante aanspraak maakte. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de medische situatie van appellante in 2006 anders was dan in 2007, toen de geschiktheid voor de maatgevende arbeid was bevestigd. De omstandigheid dat appellante in de periode van 8 augustus 2005 een Ziektewet-uitkering ontving, veranderde niets aan de beoordeling, omdat deze uitkering niet op medische gronden was verstrekt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een goede medische onderbouwing bij aanvragen voor uitkeringen en de noodzaak om aan te tonen dat er sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak.