Uitspraak
OVERWEGINGEN
- vernietigt de aangevallen uitspraken 1 en 2 en verklaart de beroepen tegen bestreden besluit 1 ongegrond;
- vernietigt aangevallen uitspraak 3 en verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan betrokkene, die sinds 2001 met linker armklachten uitgevallen was voor haar werk als groepsbegeleider. Na een ziekmelding in 2005 heeft betrokkene een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) geweigerd op basis van geschiktheid voor de maatgevende arbeid. De rechtbank had eerder de beroepen van betrokkene en haar werkgever tegen deze weigering gegrond verklaard, maar de Centrale Raad heeft deze uitspraken vernietigd.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De door de Raad geraadpleegde orthopedisch chirurg, dr. P.E. Zollinger, concludeerde dat betrokkene in staat was om haar werkzaamheden voltijds te vervullen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts onvoldoende had onderbouwd waarom de door Veldman geconstateerde urenbeperking niet was overgenomen. De Centrale Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en de beroepen van betrokkene en haar werkgever tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van een adequate medische beoordeling en de rol van deskundigen in het vaststellen van de belastbaarheid van betrokkene. De Raad heeft geoordeeld dat de medische grondslag van de weigering van de WIA-uitkering niet deugdelijk was en dat betrokkene per 15 december 2009 in staat was haar werkzaamheden te verrichten. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de verantwoordelijkheden van het UWV in dergelijke zaken.