ECLI:NL:CRVB:2015:1656
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Postume deelname aan de vrijwillige verzekering voor de ANW; tijdige aanmelding en verschoonbaarheid
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellante om postume deelname aan de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet (ANW) voor haar overleden echtgenoot. De echtgenoot van appellante heeft zich na het einde van de verplichte verzekering in 2005 niet tijdig aangemeld voor de vrijwillige verzekering. Ook na de toekenning van de WAO-uitkering in 2008 heeft hij niet binnen een redelijke termijn verzocht om toelating. Appellante heeft pas in februari 2012 een verzoek ingediend, wat door de Centrale Raad van Beroep als niet tijdig en niet verschoonbaar werd beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag tot deelname aan de vrijwillige verzekering niet binnen de wettelijke aanmeldingstermijn is ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maken. De Raad concludeert dat de echtgenoot van appellante niet postuum kan deelnemen aan de vrijwillige verzekering, omdat de aanvraag niet binnen één jaar na de beëindiging van de verplichte verzekering is gedaan.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanmelding voor de vrijwillige verzekering en de strikte naleving van de wettelijke termijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de eerdere uitspraak.