ECLI:NL:CRVB:2015:1635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.R. Ali, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv had in een gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 november 2012 de eerdere beslissing gehandhaafd. De Raad heeft het procesverloop besproken, waarbij appellant zijn standpunt herhaalde dat het medische onderzoek onzorgvuldig was en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet aansloten bij zijn belastbaarheid.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant sinds 27 juli 2009 arbeidsongeschikt is door klachten aan zijn linkerarm en knie. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 5 mei 2011, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant geschikt was voor fysiek niet te zware arbeid. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere beoordelingen van het Uwv zouden ondermijnen.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het Uwv op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank. De argumenten van appellant over zijn opleidingsniveau en taalvaardigheid zijn niet onderbouwd met objectieve gegevens. De Raad heeft daarom het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.