ECLI:NL:CRVB:2015:1589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op AOW-pensioen en verzekeringsstatus echtgenoot
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1936 en nooit in Nederland gewoond of gewerkt, een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante stelt dat haar overleden echtgenoot, met wie zij gehuwd was, in Nederland heeft gewoond en gewerkt. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter vastgesteld dat appellante geen recht heeft op AOW, omdat zij nooit verzekerd is geweest. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat zij niet kon aantonen dat haar echtgenoot verzekerd was voor de AOW.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn aangevoerd die het eerdere oordeel kunnen veranderen. De Raad bevestigt dat appellante geen bewijs heeft geleverd dat haar echtgenoot gedurende hun huwelijk in Nederland verzekerd is geweest. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier P. Uijtdewillegen, en is openbaar uitgesproken op 8 mei 2015.