ECLI:NL:CRVB:2015:1561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als pedagogisch medewerker B werkzaam was, had een WIA-uitkering aangevraagd die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld. De Uwv had vastgesteld dat appellant per 16 juni 2011 een arbeidsongeschiktheid van 43,81% had, wat later werd herbeoordeeld op 44,59%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat hij zowel psychisch als fysiek minder belastbaar was dan door de verzekeringsartsen werd aangenomen. Hij voerde aan dat de rapporten van de neuropsycholoog Buurman – van de Weg onvoldoende waren onderbouwd en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rapporten van het Uwv deugdelijk gemotiveerde verzekeringsgeneeskundige overwegingen bevatten en dat appellant geen onderbouwd medisch oordeel had gepresenteerd dat de juistheid van het Uwv-standpunt in twijfel trok. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vastgestelde beperkingen in overeenstemming waren met de mogelijkheden van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van goed onderbouwde medische rapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechter in het bevestigen van eerdere uitspraken.