Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat appellant verweten kan worden dat hij niet heeft gereageerd op de door het college verzonden oproepen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 17 december 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellant met ingang van 20 december 2012 ingetrokken, omdat appellant niet had gereageerd op meerdere oproepen en geen gevraagde gegevens had verstrekt. Appellant stelde dat hij in Turkije verbleef met toestemming van de rechter-commissaris en dat het college hiervan op de hoogte had moeten zijn. Echter, de Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college op de hoogte was van zijn verblijf in Turkije. Het email-bericht dat appellant overlegt, biedt geen bewijs dat hij toestemming had gevraagd voor zijn verblijf. De Raad concludeert dat appellant verweten kan worden dat hij niet heeft gereageerd op de oproepen van het college, en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.