ECLI:NL:CRVB:2015:1492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen om terug te komen op eerder besluit tot weigering van bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die bijstand hebben aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben zich in eerste instantie op 15 december 2011 gemeld voor bijstand, maar hebben geen aanvraag ingediend. Op 21 maart 2012 hebben zij opnieuw een aanvraag ingediend, waarop het college hen bijstand heeft toegekend met ingang van die datum. Appellanten hebben later verzocht om herziening van dit besluit, met de claim dat zij recht hadden op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2011.
Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat het college hen onjuist heeft geadviseerd, wat hen zou hebben verhinderd om tijdig bezwaar te maken tegen de ingangsdatum van de bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellanten aangevoerde argumenten niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in het kader van de besluitvorming over de toekenning van bijstand al hadden kunnen ingaan op de vermeende onjuiste voorlichting van het college. Bovendien hebben appellanten nagelaten om bezwaar te maken tegen het besluit van 3 mei 2012, waardoor hun verzoek om herziening niet kan worden ingewilligd. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.