ECLI:NL:CRVB:2015:1490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet verschijnen op oproepen en niet verstrekken van gegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 15 mei 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, omdat er vermoedens waren van verzwegen werkzaamheden als autopoetser. Appellant werd herhaaldelijk uitgenodigd voor gesprekken en gevraagd om gegevens te verstrekken, maar hij verscheen niet op de afspraken en leverde de gevraagde informatie niet aan. Het college besloot daarop de bijstand van appellant met ingang van 5 november 2012 in te trekken en de kosten van bijstand over de periode van 5 november 2012 tot 1 december 2012 terug te vorderen.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat hem geen verwijt kon worden gemaakt voor zijn afwezigheid, omdat hij in het buitenland was en in een slechte medische toestand verkeerde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant geen rechtsmiddel had aangewend tegen de opschorting van zijn bijstand en dat hij verzuimd had om binnen de gestelde termijnen de gevraagde medewerking te verlenen. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat er geen reden was om te twijfelen aan de redelijkheid van deze beslissing. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.