ECLI:NL:CRVB:2015:1470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van een oproepcontract in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds 26 maart 2012 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een nul-uren contract en werkte slechts zes weken. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk had in een bestreden besluit de inkomsten van appellante verrekend met haar bijstandsuitkering, wat leidde tot het indienen van bezwaar door appellante. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het oproepcontract van appellante geen duurzaam karakter had, omdat het geen uitzicht bood op een vaste aanstelling. De Raad bevestigde dat het college terecht had gesteld dat de voorwaarden voor inkomstenvrijlating niet waren vervuld, aangezien het contract van appellante niet voldeed aan de criteria die waren opgesteld om bij te dragen aan arbeidsinschakeling. De Raad benadrukte dat het aan het college is om te beoordelen of de vrijlating van inkomsten kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling, en dat in dit geval het college in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat dit niet het geval was.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.