ECLI:NL:CRVB:2015:1422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
13-2969 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1953 en woonachtig in Marokko, had een verzoek ingediend om toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Dit verzoek werd afgewezen omdat de voorwaarde voor toelating is dat de verzoeker verplicht verzekerd moet zijn geweest. Appellante ontving sinds mei 2007 een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet, maar had nooit verplicht verzekerd geweest voor de AOW. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing bevestigd. De Raad oordeelde dat de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet verplicht was om appellante te informeren over de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering, en dat er geen aanwijzingen waren dat appellante ooit verplicht verzekerd was geweest. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering en bevestigt dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.

Uitspraak

13/2969 AOW
Datum uitspraak: 24 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 april 2013, 12/3594 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren in 1953. Haar echtgenoot heeft in Nederland gewoond en gewerkt. Vanaf mei 2007 heeft appellante een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangen. Appellante heeft bij brief van 8 november 2010 verzocht om toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Bij besluit van
4 november 2011 is het verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering afgewezen.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 14 juni 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het besluit van
14 juni 2012 ongegrond verklaard. Voor appellante bestaat geen mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren op grond van de AOW omdat zij niet verplicht verzekerd is geweest voor deze wet. Daarbij maakt het niet uit dat de overleden echtgenoot van appellante wel verzekerd is geweest. De Svb had geen verplichting om appellante te informeren over de voorwaarden van de vrijwillige verzekering. De Svb is niet bevoegd van de betreffende wettelijke bepalingen af te wijken aldus de rechtbank.
3.1.
Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de AOW. De Svb heeft haar nooit geïnformeerd over de vrijwillige verzekering. Zij heeft het bestaan van een ouderdomsverzekering van derden vernomen.
3.2.
De Svb heeft het standpunt ingenomen dat appellante zich niet vrijwillig kan verzekeren voor de AOW omdat zij nooit verplicht verzekerd is geweest voor deze wet.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Juist is het oordeel van de rechtbank dat het verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering terecht is afgewezen. Ingestemd wordt met de overwegingen in de aangevallen uitspraak. Voor toelating tot de vrijwillige verzekering geldt als voorwaarde dat de verzoeker verplicht verzekerd is geweest. Hetgeen appellante heeft aangevoerd bevat geen aanwijzingen dat appellante verplicht verzekerd is geweest.
4.2.
Uit de overwegingen onder 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2015.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) S. Aaliouli

NK