ECLI:NL:CRVB:2015:1409

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
14-4942 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 1 mei 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/4942 WMO-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de termijnoverschrijding bij het indienen van het hogerberoepschrift. De Raad had eerder geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 27 augustus 2014 was en het hogerberoepschrift pas op 2 september 2014 was ontvangen.

Tijdens de zitting op 24 maart 2015 heeft appellant, vergezeld door zijn dochter, zijn verzet toegelicht. Hij voerde aan dat zijn medicijngebruik mogelijk heeft geleid tot vergeetachtigheid, wat de termijnoverschrijding zou kunnen verklaren. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende heeft aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om, indien nodig, hulp van derden in te schakelen om zijn belangen te behartigen.

Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- aan appellant wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2015
14/4942 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juli 2014, 14/1090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 10 december 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 maart 2015, waar appellant samen met zijn dochter, [naam dochter], is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 10 december 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 27 augustus 2014. Het hogerberoepschrift is gedateerd 20 augustus 2014. Het is blijkens het poststempel op de enveloppe op 1 september 2014 verzonden. Het is op 2 september 2014 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet is onder meer aangevoerd dat appellant door medicijngebruik vergeetachtig is en dat dit mogelijk de reden is voor de termijnoverschrijding. Het was appellant overigens niet bekend dat hij de termijn voor het instellen van hoger beroep heeft overschreden.
De Raad ziet in het door appellant aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het had op de weg van appellant gelegen om hulp van derden in te schakelen indien hij door het gebruik van medicatie niet in staat was zijn belangen te behartigen.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 mei 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
IvR