ECLI:NL:CRVB:2015:1403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14-2340 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

Op 1 mei 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/2340 WAO-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat appellant meende dat er omstandigheden waren die de termijnoverschrijding voor het indienen van het hogerberoepschrift verschoonbaar maakten. De Raad had eerder vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 3 april 2014 was en het hogerberoepschrift pas op 15 april 2014 bij de rechtbank was ontvangen.

Tijdens de zitting op 24 maart 2015 heeft appellant verklaard dat hij in afwachting was van een uitspraak in een andere gerechtelijke procedure in Spanje, wat hem deed twijfelen over het instellen van hoger beroep. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De Raad heeft benadrukt dat de procedure duidelijk aangeeft dat partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep kunnen instellen.

Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2015
14/2340 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2014, 13/3615 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Spanje (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 28 november 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 maart 2015. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen. Tevens is ter zitting verschenen V. Duivesteijn, als door de Raad benoemde tolk.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 28 november 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 3 april 2014. Het hogerberoepschrift is gedateerd 21 maart 2014 en is blijkens het poststempel op
9 april 2014 verzonden. Het is op 15 april 2014 bij de rechtbank Amsterdam ontvangen. De rechtbank Amsterdam heeft het hogerberoepschrift doorgezonden naar de Raad, waar het op
25 april 2014 is ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
Ter zitting heeft appellant aangevoerd dat hij ten tijde van de procedure bij de rechtbank Amsterdam ook in afwachting was van een uitspraak in een gerechtelijke procedure in Spanje. Gelet op de hoge kosten en de negatieve uitspraak van de procedure in Spanje, heeft appellant getwijfeld of hij hoger beroep zou instellen tegen de aangevallen uitspraak of tegen de uitspraak in de Spaanse procedure.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het verzuim appellant niet kan worden verweten. In de aangevallen uitspraak staat duidelijk vermeld dat partijen binnen zes weken na de datum van de verzending van de uitspraak hoger beroep kunnen instellen. De door appellant geschetste omstandigheden brengen niet mee dat de overschrijding van die termijn verschoonbaar is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 mei 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

MK

DECISIÓN

El Consejo Central de Apelación (
CRvB).
  • declara infundada la oposición;
  • dispone que los derechos de secretaría de 122,- € pagados en recurso de apelación serán devueltos a la parte apelante por la secretaria judicial del Consejo Central de Apelación.
Esta resolución ha sido dictada por T.G.M. Simons, en presencia de
D.W.M. Kaldenhoven como secretaria judicial. La decisión ha sido pronunciada en público el 1 de mayo de 2015.