ECLI:NL:CRVB:2015:1396

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
13-3797 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht op kinderbijslag voor in het buitenland wonende WAO-gerechtigden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een in Turkije wonende WAO-gerechtigde, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hem meedeelde dat hij per 1 januari 2000 geen recht meer had op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb had dit besluit genomen omdat de verplichte verzekering voor de AKW van in het buitenland wonende WAO-gerechtigden was afgeschaft. De appellant ontving kinderbijslag voor zijn kinderen, maar met de 18-jarige leeftijd van zijn oudste kind, [naam kind A.], verviel zijn recht op kinderbijslag per het tweede kwartaal van 2012.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij schoolgaande kinderen heeft en financieel in de problemen verkeert. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat de Svb terecht had besloten dat de appellant geen recht meer had op kinderbijslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant geen recht op kinderbijslag kon ontlenen aan zijn omstandigheden, aangezien de wettelijke bepalingen dit niet toestonden.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent de AKW en de gevolgen van de leeftijd van kinderen voor het recht op kinderbijslag. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 april 2015.

Uitspraak

13/3797 AKW
Datum uitspraak: 24 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 juli 2013, 12/5008 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015. Appellant is niet verschenen. De Svb zich laten vertegenwoordigen door F.M. Aalders.
De Raad heeft het onderzoek heropend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op
13 maart 2015. Appellant is niet verschenen. De Svb zich laten vertegenwoordigen door
J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 2 augustus 2012 heeft de Svb aan appellant, die in Turkije woont en die een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), meegedeeld dat hij met ingang van het tweede kwartaal van 2012 geen recht meer heeft op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kind [naam kind A.], geboren [in] 1994. Bij brief van 28 augustus 2012 is dat besluit aangevuld en is appellant medegedeeld dat hij met ingang van het tweede kwartaal van 2012 evenmin nog recht heeft op kinderbijslag voor zijn kind [naam kind B.], geboren [in] 2004.
1.2.
Aan dit besluit heeft de Svb ten gronde gelegd dat per 1 januari 2000 de verplichte verzekering voor de AKW van in het buitenland wonende WAO-gerechtigden is afgeschaft. Na 1 januari 2000 behield appellant recht op kinderbijslag op de grond van de overgangsregeling. Nu [naam kind A.] 18 jaar is geworden heeft appellant geen recht meer op kinderbijslag, ook niet voor de kinderen die na 1 januari 2000 zijn geboren.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 19 september 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 2 augustus 2012 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat op grond van artikel 27 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: KB 746), appellant ook na 1 januari 2000 verzekerd is gebleven, zolang het jongste kind, voor wie de verzekerde voor die dag recht had op kinderbijslag, de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Artikel 27 van KB 746 is met ingang van 1 januari 2006 vervallen. De hierin opgenomen overgangsregeling is sinds 1 januari 2006 opgenomen in artikel 7c van de AKW, waarbij de voorwaarden gesteld in artikel 27 van KB 746 onverkort van toepassing zijn gebleven. [naam kind A.], het jongste kind waarvoor appellant op de dag vóór
1 januari 2000 nog recht had op kinderbijslag, is [in] 2012 achttien jaar geworden. Vanaf het tweede kwartaal van 2012 valt appellant dan ook niet meer onder het overgangsrecht. Nu appellant op de peildatum van het tweede kwartaal van 2012 niet verzekerd is, heeft appellant vanaf die datum geen recht op kinderbijslag.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe als volgt overwogen:
“ Op grond van artikel 26, eerste lid, van KB 746 is verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op - onder meer - een WAO-uitkering, mits die uitkering ten minste 35 % van het minimumloon bedraagt. Dit artikel is met ingang van
1 januari 2000 vervallen. (…) In artikel 27 van KB 746 is een overgangsregeling getroffen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren ingevolge de volksverzekeringen op grond van artikel 26 van KB 746 en die, uitsluitend door het vervallen van dit artikel, vanaf die dag geen recht meer hebben op kinderbijslag op grond van de AKW. Voor die personen blijft artikel 26 van KB 746 ook vanaf
1 januari 2000 van toepassing zolang het jongste kind voor wie de verzekerde voor die dag recht had op kinderbijslag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Dit artikel is met ingang van 1 januari 2006 vervallen. (…) Ingevolge artikel 7c van de AKW (zoals deze bepaling luidde ten tijde van het bestreden besluit) behoudt de persoon die tot 1 januari 2006 voortgezet verzekerd was op grond van artikel 27 van KB 746, en die op die dag nog recht had op kinderbijslag, recht op kinderbijslag zolang het jongste kind voor wie betrokkene op die dag recht had op kinderbijslag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. (…) In geschil is de vraag of verweerder terecht eisers recht op kinderbijslag heeft beëindigd met ingang van het tweede kwartaal van 2012. [naam kind A.] is het jongste kind waarvoor eiser tot 1 januari 2000 kinderbijslag ontving. [naam kind A.] is met ingang van het tweede kwartaal van 2012 18 jaar. Gelet op het bepaalde in artikel 7c van de AKW is eiser vanaf het tweede kwartaal van 2012 niet langer verzekerd voor de AKW. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet langer recht heeft op kinderbijslag, ook niet voor [naam kind B.]”.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij schoolgaande kinderen heeft en iedere maand geld tekort komt. Verder heeft appellant erop gewezen dat hij een WAO-uitkering ontvangt en vrijwillig verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (ANW).
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle overschreven. Hieraan wordt toegevoegd, dat appellant aan de door hem naar voren gebrachte omstandigheden geen verzekering ingevolge de AKW kan ontlenen.
4.3.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat de Svb terecht heeft besloten dat appellant met ingang van het tweede kwartaal van 2012 geen recht meer heeft op kinderbijslag voor zijn kinderen. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2015.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) M. Crum

MK