ECLI:NL:CRVB:2015:1395

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
14-4803 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late indiening

Op 1 mei 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/4803 ZW-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 5 november 2014, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant, woonachtig in Hongarije, had zijn hogerberoepschrift gedateerd op 28 juli 2014, maar dit was pas op 26 augustus 2014 door de Raad ontvangen, wat na de deadline van 19 augustus 2014 was.

Tijdens de zitting op 24 maart 2015 heeft de appellant verklaard dat hij door een brand in zijn garage enkele weken onder doktersbehandeling was geweest en dat hij zijn hogerberoepschrift aan iemand had meegegeven met het verzoek om het in Nederland te posten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De brand vond plaats na de termijn voor indiening van het hogerberoepschrift, en de Raad oordeelde dat de appellant een risico had genomen door zijn hogerberoepschrift aan een derde mee te geven.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 mei 2015, met T.G.M. Simons als rechter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2015
14/4803 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2014, 13/4972 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Hongarije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 5 november 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 maart 2015. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 5 november 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 19 augustus 2014. Het hogerberoepschrift is gedateerd 28 juli 2014 en is blijkens het Nederlandse poststempel op 25 augustus 2014 verzonden. Het is op 26 augustus 2014 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij als gevolg van een brand in zijn garage een aantal weken onder doktersbehandeling is geweest. Verder heeft appellant ter zitting aangegeven dat hij zijn hogerberoepschrift heeft meegegeven aan iemand die naar Nederland ging, met het verzoek het in Nederland te posten.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft ter zitting verklaard dat de brand in zijn garage ergens in september 2014 heeft plaatsgevonden. Dit was na afloop van de termijn. De Raad is verder van oordeel dat appellant, zoals ook door hem ter zitting is erkend, een risico heeft genomen door zijn hogerberoepschrift aan iemand mee te geven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 mei 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

JL