ECLI:NL:CRVB:2015:1373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum van WW- en bovenwettelijke uitkering vastgesteld zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds 1 februari 2004 werkzaam was bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, had een bovenwettelijke uitkering aangevraagd na haar ontslag per 1 maart 2010. De aanvraag voor deze uitkering werd op 1 december 2011 ontvangen. De minister had bepaald dat de uitkering vanaf 2 juni 2011 tot uitbetaling zou komen, in overeenstemming met artikel 35 van de Werkloosheidswet (WW), dat stelt dat uitkeringen niet worden uitbetaald over perioden die liggen voor 26 weken voorafgaand aan de aanvraagdatum.
Appellante was van mening dat haar uitkering per 1 maart 2010 tot uitbetaling had moeten komen en voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardregel rechtvaardigden. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat zij eerder dan 1 december 2011 een aanvraag had ingediend. De Raad concludeerde dat de minister terecht de ingangsdatum van de uitbetaling had vastgesteld op 2 juni 2011 en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de WW-regel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.