ECLI:NL:CRVB:2015:1361

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
13-4835 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van nabestaandenpensioen op basis van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante, woonachtig in Marokko, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van haar nabestaandenpensioen. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Svb van 13 juli 2012, waarin werd aangekondigd dat haar uitkering per 1 januari 2013 zou worden verlaagd in verband met de inwerkingtreding van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (Wwsz). De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 13 maart 2015 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet kon instemmen met de verlaging van haar uitkering met 40%.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb en de rechtbank terecht hadden overwogen dat de brief van 13 juli 2012 slechts een aankondiging was en niet op rechtsgevolg gericht was. De Raad bevestigde dat appellantes bezwaar tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 april 2015.

Uitspraak

13/4835 ANW
Datum uitspraak: 24 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 juli 2013, 12/5959 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen een brief van de Svb van 13 juli 2012 waarin is aangekondigd dat zij, met ingang van 1 januari 2013, een lager bedrag aan nabestaandenpensioen op grond van de Algemene Nabestaandenwet zal gaan ontvangen. Dit omdat de regering heeft besloten de nabestaandenuitkering te gaan betalen volgens het kostenniveau van het land waar de rechthebbende woont. Dit is neergelegd in de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (Wwsz). Tevens is vermeld dat appellante in december 2012 een besluit zal ontvangen met daarin het aan haar te betalen bedrag aan nabestaandenpensioen vanaf januari 2013. Met een beslissing van 31 oktober 2012 heeft de Svb het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 13 juli 2012 niet aangemerkt kan worden als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep voert appellante aan dat ze niet kan instemmen met de verlaging van haar uitkering met 40%.
4.1.
De Svb en de rechtbank hebben terecht overwogen dat de brief van 13 juli 2012 slechts een aankondiging bevatte van de herziening van appellantes uitkering per 1 januari 2013 in verband met de inwerkingtreding van de Wwsz. Deze brief was niet op rechtsgevolg gericht en kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Appellantes bezwaar tegen deze brief is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.2.
Hierbij wordt nog opgemerkt dat appellante er in de brief van 13 juli 2012 duidelijk op is gewezen dat tegen dit schrijven geen bezwaar kon worden gemaakt en dat bezwaar mogelijk zou zijn tegen het besluit dat in december 2012 zou worden toegezonden. De Svb heeft laten weten dat appellante ook feitelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van december 2012.
4.3.
Gezien het onder 4.1 en 4.2 overwogene kan het hoger beroep niet slagen en dient de aangevallen uitspraak bevestigd te worden.
4. Er is geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2015.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) S. Aaliouli

HD