Uitspraak
26 juli 2012, 12/294 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1 februari 2010.
F.M.S. Damstra, een brief van 9 oktober 2011 van fysiotherapeut Y. Boorsma en een op
5 september 2011 gedateerd rapport van E. van der Kooij, trainer/coach inzake
13 oktober 2014 uitgebreid gerapporteerd dat deze geen andere visie geven op de belastbaarheid van appellante. Wel heeft hij op 31 oktober 2014 naar aanleiding van het ter zitting naar voren gebrachte enige beperkingen aan de FML toegevoegd ten aanzien van hoge concentraties stof/rook/damp en ten aanzien van allergie voor honden, katten en graspollen. De Raad kan appellante niet volgen in haar stelling dat het Uwv haar medische klachten onvoldoende op waarde heeft geschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn reacties op de namens appellante aangevoerde gronden, laatstelijk op 15 januari 2015, een toereikende motivering gegeven die niet voor onjuist kan worden gehouden. Niet is gebleken dat bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling de klachten van appellante zijn onderschat of onjuist zijn geïnterpreteerd en evenmin dat de informatie uit de behandelend sector bij het vastleggen van de beperkingen in de uiteindelijke FML van 31 oktober 2014 onjuist zou zijn uitgelegd. Ter zitting is door appellante bevestigd dat zij ten tijde in geding alleen onder behandeling was bij psychiater Roth, zodat dit de beschikbaarheid voor een voltijdse baan niet in de weg heeft gestaan.
31 oktober 2014 en gezien de toelichting op de signaleringen en de nadere motivering, zoals vermeld in de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, laatstelijk van
13 november 2014 en 15 januari 2015, is de Raad van oordeel dat de in de geduide functies voorkomende belasting de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt en appellante in staat moet worden geacht deze functies te vervullen.