ECLI:NL:CRVB:2015:1314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum kinderbijslag en huishouden bij appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de ingangsdatum van de kinderbijslag voor de kinderen van appellante, die sinds 18 maart 2011 bij haar wonen. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Osmic, betwistte de ingangsdatum van de kinderbijslag, die door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was vastgesteld op het derde kwartaal van 2011. De Svb had in een eerder besluit van 3 juni 2011 de kinderbijslag toegekend, maar appellante stelde dat de kinderen al eerder bij haar woonden.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat op de peildatum van het tweede kwartaal van 2011, 1 april, nog niet duidelijk was dat de kinderen definitief bij appellante zouden gaan wonen. De Raad baseerde zich op de feitelijke situatie en de beleidsregels van de Svb, die aangeven dat in bepaalde gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op de regel dat de feitelijke situatie bepalend is. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht het bestreden besluit van de Svb in stand heeft gelaten.
De uitspraak bevestigt dat er geen termen aanwezig zijn voor een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.