ECLI:NL:CRVB:2015:1235

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
14-2100 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

Op 24 maart 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. In verzet heeft de appellant aangevoerd dat hij het griffierecht wel degelijk had betaald, maar deze stelling was niet met bewijsstukken onderbouwd. De Raad heeft vastgesteld dat er binnen de gestelde termijn geen griffierecht was ontvangen. Pas op 29 december 2014 ontving de Raad het griffierecht, wat ruim na de deadline was. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Daarom verklaarde de Raad het verzet ongegrond. Tevens werd bepaald dat het te laat betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier aan de appellant zou worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan in een enkelvoudige kamer, waarbij niemand ter zitting was verschenen. De griffier van de Raad, D.W.M. Kaldenhoven, en de voorzitter, T.G.M. Simons, hebben de uitspraak ondertekend. De beslissing werd publiekelijk bekendgemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 maart 2015
14/2100 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2014, 13/4235 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: D.W.M. Kaldenhoven
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 5 september 2014 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij het griffierecht heeft betaald. Appellant heeft aangegeven bereid te zijn het griffierecht opnieuw te voldoen indien het bedrag niet door de Raad is ontvangen en heeft verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Binnen de gestelde termijn is door de Raad geen griffierecht ontvangen. Appellant heeft zijn stelling dat hij het griffierecht heeft betaald niet met stukken onderbouwd.
Eerst op 29 december 2014 heeft de Raad het griffierecht ontvangen. Dit is (ruim) na afloop van de gestelde termijn.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 122,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven (getekend) T.G.M. Simons
IvR

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’appel)
  • déclare l’opposition non fondée;
  • décide que le droit de greffe de 122,00 € payé pour l’appel est remboursé à l’appelant par le greffier du Centrale Raad van Beroep.
Ce verdict a été fait par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier. La décision a été prononcée en public le 24 mars 2015.