ECLI:NL:CRVB:2015:1169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
14-1598 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot verhuizen op psychische of psychosociale gronden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor een vergoeding van de kosten van verhuizing en inrichting op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen belemmeringen waren die het uitvoeren van de dagelijkse levensverrichtingen belemmerden. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het medisch advies van arts Klootwijk, die concludeerde dat er geen strikte noodzaak tot verhuizen was op psychische of psychosociale gronden. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de juistheid van dit medisch advies. Appellant had geen medische stukken overgelegd die de conclusie van de arts tegenspraken. De Raad bevestigde dat het onderzoek door de medisch adviseur zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van de arts voldoende onderbouwd was.

Uiteindelijk kwam de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 1 april 2015.

Uitspraak

14/1598 WMO
Datum uitspraak: 1 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 maart 2014, 13/4326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (commissie)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Klootwijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Klootwijk. De commissie heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 21 februari 2012 een aanvraag op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning ingediend voor een vergoeding van de kosten van verhuizing en inrichting.
1.2.
Bij besluit van 12 april 2012 heeft de commissie deze aanvraag afgewezen. De commissie heeft vastgesteld dat er geen belemmeringen zijn die het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen en het normale gebruik en/of de bereikbaarheid van de woning belemmeren. Bij besluit van 14 september 2012 heeft de commissie het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Nadat de rechtbank bij uitspraak van 2 april 2013 het beroep gegrond heeft verklaard, heeft de commissie een nader onderzoek laten verrichten door Stichting SAP. De commissie heeft, onder verwijzing naar het medisch advies van de arts/sociaal medisch adviseur E.P.F. Klootwijk van de Stichting SAP van 16 mei 2013, bij besluit van 18 juli 2013 het bezwaar ongegrond verklaard. Klootwijk heeft in zijn advies geconcludeerd dat er een kans bestaat dat verhuizen een positieve invloed zal hebben op de klachten van appellant, maar er is geen sprake van een strikte noodzaak tot verhuizen op psychische of psychosociale gronden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het standpunt dat het onderzoek van Klootwijk op een onvoldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd waaruit volgt dat de medisch adviseur de psychische problemen onvoldoende heeft betrokken en zijn psychische toestand na de afwijzing om de verhuiskostenvergoeding is verslechterd. Dat appellant verwacht dat het met hem beter zal gaan als hij naar Amsterdam verhuist, is slechts een verwachting. De rechtbank acht de stelling van de arts Klootwijk dat een adequate behandeling en begeleiding een meer voor de hand liggende oplossing is, niet onaannemelijk. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat niet gebleken is van psychosociale problematiek die verband houdt met de bewoning van de door appellant bewoonde woning.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij voert aan dat een verhuizing naar Amsterdam vanwege zijn psychische en psychosociale problematiek noodzakelijk is. Volgens appellant is zijn psychische problematiek onvoldoende erkend door de arts van Stichting SAP en de commissie. De psychische klachten zijn nadat hij in november 2011 is mishandeld, verergerd. Voor zijn psychische klachten is appellant onder behandeling van zijn huisarts. In Amsterdam wonen zijn kinderen en het is te verwachten dat hij door de verhuizing uit zijn sociale isolement komt en dat het psychisch beter met hem gaat. Appellant was niet in staat om te sparen voor de kosten van verhuizing, omdat hij jarenlang een bijstandsuitkering ontvangt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat berust. De Raad voegt hieraan het volgende toe.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de commissie onder verwijzing naar het medisch advies van Klootwijk zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er bij appellant geen sprake van een noodzaak is tot verhuizen op psychische of psychosociale gronden. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van Klootwijk. Het onderzoek door de medisch adviseur van stichting SAP heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De medisch adviseur heeft appellant thuis bezocht op 16 mei 2013 en hij heeft een oriënterend psychiatrisch onderzoek verricht. Ook heeft de medisch adviseur dossieronderzoek verricht en het huisartsenjournaal, geactualiseerd tot 7 mei 2013, bestudeerd. De conclusie van de arts is inzichtelijk en voldoende onderbouwd. Appellant heeft niet met medische stukken aangetoond waarom de conclusie in het advies van stichting SAP niet juist zou zijn. Ook uit het door appellant in hoger beroep overgelegde huisartsenjournaal volgt niet dat er sprake is van psychosociale problemen.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) S. Aaliouli

NK