ECLI:NL:CRVB:2015:1166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake eigen bijdrage zorg AWBZ en peiljaarverlegging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het CAK ongegrond heeft verklaard. Appellant is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) maandelijks een eigen bijdrage verschuldigd voor zorg met verblijf in een AWBZ-instelling. Het CAK heeft de eigen bijdrage voor appellant vastgesteld op € 499,16 per maand, met ingang van 1 januari 2013. Appellant heeft verzocht om een verlaging van deze eigen bijdrage, maar het CAK heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellant niet onder de zak- en kleedgeldgrens blijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CAK terecht heeft gehandeld en dat er geen ruimte is voor een hardheidsclausule in de wetgeving die het mogelijk maakt om de eigen bijdrage te matigen.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het CAK de peiljaarverlegging op juiste gronden heeft afgewezen. Appellant stelt dat de rechtbank niet is ingegaan op de onjuiste berekening van de eigen bijdrage en dat er rekening gehouden had moeten worden met zijn werkelijke loonheffing, het eigen risico van de zorgverzekering, en andere persoonlijke omstandigheden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de wetgeving dwingend en limitatief is en dat het CAK geen ruimte heeft om af te wijken van de vastgestelde regels. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.