ECLI:NL:CRVB:2015:1102

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
11-6392 WTCG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning Wtcg tegemoetkoming over 2010 door de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 21 september 2011, 10/5329, de aanvraag van betrokkene voor een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) over de jaren 2009 en 2010 gegrond verklaard. Het Uwv was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het betoogde dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden door ook een tegemoetkoming voor het jaar 2010 toe te kennen, terwijl het besluit van 6 augustus 2010 enkel betrekking had op het jaar 2009.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat betrokkene in 2010 niet meer voldeed aan de voorwaarden voor een Wtcg tegemoetkoming, aangezien hij vanaf 1 januari 2010 geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer ontving. De Raad heeft ook opgemerkt dat het Uwv in hoger beroep niet meer in geschil was dat betrokkene recht had op een tegemoetkoming van € 350,- over het jaar 2009, welke inmiddels was betaald. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte de tegemoetkoming voor 2010 had toegekend en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de aanspraak van betrokkene op een tegemoetkoming Wtcg over het jaar 2010.

De uitspraak is gedaan op 3 april 2015 door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gebleken.

Uitspraak

11/6392 WTCG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 september 2011, 10/5329 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
en
[betrokkene] te [woonplaats], België (betrokkene)
Datum uitspraak: 3 april 2015
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft vervolgens gereageerd bij brief van 20 november 2013 en heeft een besluit van 9 december 2013 overgelegd waarbij over het jaar 2009 aan betrokkene een tegemoetkoming arbeidsongeschikten is toegekend. Betrokkene heeft niet gereageerd op de vraag van de Raad of inmiddels is tegemoetgekomen aan zijn gronden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2015. Het Uwv heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door I. Eijkhout LLB. Betrokkene is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene heeft in november 2009 aan het Uwv verzocht om toekenning van een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Daarbij heeft hij erop gewezen dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat hij in België woont.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 16 september 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv na bezwaar het besluit van 6 augustus 2010 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een tegemoetkoming Wtcg aan betrokkene toe te kennen, omdat hij niet van rechtswege verzekerd is voor de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) nu hij in België woont.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 6 augustus 2010 herroepen en bepaald dat aan betrokkene de tegemoetkoming Wtcg over de jaren 2009 en 2010 wordt toegekend, met veroordeling van het Uwv tot vergoeding van het griffierecht. Met toepassing van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank geconcludeerd dat het Uwv niet in staat is om de gehanteerde uitsluitingsgrond van een deugdelijke Europeesrechtelijke onderbouwing te voorzien.
3.1.
Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door een tegemoetkoming Wtcg toe te kennen over het jaar 2010. Het besluit van 6 augustus 2010 heeft alleen betrekking op het jaar 2009 en betrokkene voldoet in het jaar 2010 in ieder geval niet meer aan de voorwaarden voor een Wtcg tegemoetkoming, omdat hij vanaf 1 januari 2010 geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer ontving. Voorts is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een weigering de gevraagde inlichtingen te verstrekken, maar dat onvoldoende gelegenheid is geboden de specifiek op het unierecht toegespitste vragen te beantwoorden. Ten slotte heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de tegemoetkoming Wtcg als een exportabele prestatie moet worden beschouwd als bedoeld in Verordening (EEG)
nr. 1408/71.
3.2.
Bij brief van 20 november 2013 heeft het Uwv meegedeeld dat betrokkene op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming voor niet AWBZ-verzekerde arbeidsongeschikten van 30 september 2013 (Tijdelijke regeling), recht heeft op een tegemoetkoming over 2009 ter hoogte van het bedrag van de tegemoetkoming Wtcg voor dat jaar. Bij besluit van
9 december 2013 heeft het Uwv voor het jaar 2009 aan betrokkene een tegemoetkoming ter hoogte van € 350,- toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals ter zitting door het Uwv is bevestigd is in hoger beroep niet meer in geschil dat betrokkene over het jaar 2009 recht heeft op een tegemoetkoming ad € 350,- en dat die inmiddels met wettelijke rente aan betrokkene is betaald. Deze tegemoetkoming is weliswaar gebaseerd op de Tijdelijke regeling, maar nu die vergoeding geheel identiek is aan een vergoeding op grond van de Wtcg kan vastgesteld worden dat het Uwv in zoverre uitvoering heeft gegeven aan de aangevallen uitspraak en is geen sprake van enig geschil tussen partijen. Dit betekent, zoals ter zitting door het Uwv is bevestigd, dat de aangevoerde gronden ten aanzien van dit jaar geen bespreking meer behoeven.
4.2.
Ten aanzien van hetgeen de rechtbank heeft overwogen over het jaar 2010 heeft het Uwv terecht aangevoerd dat de rechtbank in zoverre buiten de omvang van het geschil is getreden, nu het besluit van 6 augustus 2010 uitsluitend betrekking heeft op het jaar 2009. Voorts is door betrokkene niet betwist dat hij over het jaar 2010 geen recht heeft op een tegemoetkoming, omdat hij niet langer aan de voorwaarden daarvoor voldoet.
4.3.
Het hiervoor onder 4.1 en 4.2 overwogene leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak vernietigd dient te worden voor zover die betrekking heeft op de aanspraak van betrokkene op een tegemoetkoming Wtcg over het jaar 2010.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover betrekking hebbend op de aanspraak van betrokkene op een tegemoetkoming Wtcg over het jaar 2010.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli

NK