ECLI:NL:CRVB:2015:1084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 26 november 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en verrichtte daarnaast parttime schoonmaakwerkzaamheden. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft na onderzoek vastgesteld dat appellant onjuiste informatie heeft verstrekt over het aantal gewerkte uren, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een juiste opgave van zijn werkzaamheden recht op bijstand zou hebben gehad. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college op basis van de onderzoeksresultaten heeft kunnen concluderen dat appellant substantieel meer uren heeft gewerkt dan hij heeft opgegeven. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep verworpen, waaronder de stelling dat hij buiten de opgegeven uren alleen klusjes voor zichzelf heeft gedaan. De Raad heeft geoordeeld dat de verklaring van de getuige niet voldoende concreet was om de stelling van appellant te onderbouwen.
De Raad heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van bijstand tot en met 28 februari 2013 terecht was, omdat appellant in strijd met de inlichtingenverplichting het college niet op de hoogte heeft gesteld van de juiste omvang van zijn werkzaamheden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.