ECLI:NL:CRVB:2015:1083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsverplichtingen en medische beperkingen in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft appellante die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en aan wie arbeidsverplichtingen zijn opgelegd voor 20 uur per week, ondanks haar medische beperkingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeringsarts onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie op te vragen bij de behandelende artsen van appellante. De verzekeringsarts had echter in beroep een nieuw advies uitgebracht, waarin hij de bevindingen van de behandelaars had overwogen, maar geen aanleiding zag om zijn eerdere advies te wijzigen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij medisch gezien niet in staat is om 20 uur per week te werken en dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van haar behandelaars. De Raad heeft geoordeeld dat het college het advies van de verzekeringsarts mocht volgen, omdat dit advies zowel naar wijze van totstandkoming als naar inhoud deugdelijk was. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts het eerdere gebrek in zijn advies had hersteld door de bevindingen van de behandelaars in zijn nieuwe advies te betrekken.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.