ECLI:NL:CRVB:2015:1070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en geen recht op aanvullende bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 november 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand per 1 april 2012 opgeschort na signalen dat appellante inkomsten uit arbeid ontving. Na onderzoek bleek dat appellante arbeidsovereenkomsten had en inkomsten ontving die hoger waren dan de bijstandsnorm. Hierdoor heeft het college de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 6.096,24 teruggevorderd.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het recht op bijstand per maand wordt vastgesteld en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op aanvullende bijstand. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar inkomsten op een andere manier verrekend moesten worden, maar de Raad heeft geoordeeld dat de door appellante aangevoerde werkvoorschriften niet van toepassing waren in haar situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.