ECLI:NL:CRVB:2014:999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2013. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar het griffierecht van € 118,- was niet tijdig betaald. De Raad heeft appellant in een eerdere brief op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen en aangegeven dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering, verzonden per aangetekende brief, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Raad overweegt dat, op basis van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht, het griffierecht moet worden betaald om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren. Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad merkt op dat het hoger beroep ook om andere redenen niet-ontvankelijk verklaard had kunnen worden, omdat het beroepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevatte en dit verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.