ECLI:NL:CRVB:2014:997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
13-2780 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland. Appellante had hoger beroep ingesteld, maar trok dit in na een besluit van het college op 16 juli 2013, dat voortvloeide uit een herzieningsverzoek van appellante. Dit verzoek was gebaseerd op een nieuw feit, namelijk een belastingaanslag die appellante op 1 juni 2013 had ontvangen met betrekking tot de erfenis van haar overleden moeder. Het college had zijn eerdere besluiten, die de bijstandsverlening aan appellante betroffen, herzien op basis van dit nieuwe feit.

Appellante verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten, maar de Raad oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelde vast dat de intrekking van het hoger beroep was ingegeven door het besluit van het college en niet door een tegemoetkoming in de zin van de wet. De Raad concludeerde dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten moest worden afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 maart 2014
13/2780 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 april 2013, 12/11447 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P. Hoogenraad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 september 2013 heeft mr. Hoogenraad namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 6 december 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Hoogenraad het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van het besluit van 16 juli 2013.
Bij besluit van 10 juli 2013, aangepast bij besluit van 16 juli 2013, heeft het college beslist op het herzieningsverzoek van appellante in verband met een door haar op 1 juni 2013 ontvangen belastingaanslag uit 2010 betreffende haar overleden moeder. Op grond van dit nieuwe feit heeft het college het vermogen van appellante op het moment van het overlijden van haar moeder herberekend en heeft het college zijn besluiten van 13 en 14 augustus 2012, waarbij de bijstand van appellante met ingang van 12 maart 2012 in verband met de door haar ontvangen erfenis was beëindigd, de over de periode van 12 maart 2012 tot 1 juni 2012 verstrekte bijstand was teruggevorderd, haar met ingang van 1 juli 2012 opnieuw bijstand was toegekend en haar een maatregel was opgelegd, (gedeeltelijk) herzien. Nu de herziening van deze besluiten klaarblijkelijk is ingegeven door het nieuwe feit dat appellante bij haar herzieningsverzoek heeft aangedragen, is van een tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb geen sprake.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de Raad het verzoek van appellante om het college te veroordelen in de proceskosten afwijzen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante af.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
sg