ECLI:NL:CRVB:2014:997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland. Appellante had hoger beroep ingesteld, maar trok dit in na een besluit van het college op 16 juli 2013, dat voortvloeide uit een herzieningsverzoek van appellante. Dit verzoek was gebaseerd op een nieuw feit, namelijk een belastingaanslag die appellante op 1 juni 2013 had ontvangen met betrekking tot de erfenis van haar overleden moeder. Het college had zijn eerdere besluiten, die de bijstandsverlening aan appellante betroffen, herzien op basis van dit nieuwe feit.
Appellante verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten, maar de Raad oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelde vast dat de intrekking van het hoger beroep was ingegeven door het besluit van het college en niet door een tegemoetkoming in de zin van de wet. De Raad concludeerde dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten moest worden afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.