Uitspraak
en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht,
op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
22 februari 2013, 12/3545
Centrale Raad van Beroep
Op 24 februari 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/2073 ANW-V. Deze uitspraak betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 februari 2013, met nummer 12/3545. De verzoekster, woonachtig in Marokko, heeft verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak, maar de Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij door omstandigheden, waaronder analfabetisme en chronische aandoeningen, afhankelijk is van derden voor administratieve handelingen. Tevens heeft zij gesteld dat het postverkeer tussen Marokko en Nederland vertraging kan oplopen.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de verzoekster buiten staat was om het verzetschrift binnen de wettelijke termijn van zes weken in te dienen. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die zouden leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding de verzoekster niet kan worden verweten. Daarom heeft de Raad het verzet niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, D.W.M. Kaldenhoven.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de noodzaak om tijdig juridische stappen te ondernemen in bestuursrechtelijke procedures. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verzoekers om binnen de gestelde termijnen te handelen, ongeacht persoonlijke omstandigheden.