ECLI:NL:CRVB:2014:831

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
13-3600 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep

Op 24 februari 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/3600 WMO-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013. De Raad had eerder geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor het hoger beroep niet kon worden behandeld.

De gemachtigde van de appellant heeft in verzet aangegeven dat hij in het buitenland verbleef en dat een huisgenoot de relevante brief van de Raad had ontvangen, maar deze niet had gelezen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de betrokkenen is om ervoor te zorgen dat belangrijke poststukken tijdens een verblijf in het buitenland op de juiste manier worden afgehandeld.

De uitspraak concludeert dat het verzet ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is gepubliceerd op 12 maart 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 februari 2014
13/3600 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013, 13/273 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: D.W.M. Kaldenhoven
Ter zitting is verschenen: M.D. Ugur, gemachtigde van appellant

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 13 november 2013 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 13 augustus 2013 gestelde termijn is betaald.
De gemachtigde van appellant heeft in verzet aangegeven dat hij in het buitenland verbleef en dat een huisgenoot de brief van de Raad van 13 augustus 2013 weliswaar in ontvangst heeft genomen, maar deze brief niet heeft gelezen.
De Raad is van oordeel dat de gemachtigde van appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad ligt het op de weg van een betrokkene om kennisneming en afhandeling van (belangrijke) poststukken tijdens een verblijf in het buitenland mogelijk te maken.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven (getekend) T.G.M. Simons

TM