ECLI:NL:CRVB:2014:831
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep
Op 24 februari 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/3600 WMO-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013. De Raad had eerder geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor het hoger beroep niet kon worden behandeld.
De gemachtigde van de appellant heeft in verzet aangegeven dat hij in het buitenland verbleef en dat een huisgenoot de relevante brief van de Raad had ontvangen, maar deze niet had gelezen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de betrokkenen is om ervoor te zorgen dat belangrijke poststukken tijdens een verblijf in het buitenland op de juiste manier worden afgehandeld.
De uitspraak concludeert dat het verzet ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is gepubliceerd op 12 maart 2014.