ECLI:NL:CRVB:2014:78

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
13-528 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 17 januari 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met nummer 13/528 WWB-V. Deze uitspraak volgde op een verzet dat was ingediend door de appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 16 juli 2013, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. De Raad oordeelde dat redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim was geweest.

In het verzet werd echter aangetoond dat de appellant niet in verzuim was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzet gegrond was, wat betekende dat de eerdere uitspraak van 16 juli 2013 verviel. Het onderzoek in de zaak zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 17 januari 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 januari 2014
13/528 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 december 2012, 12/824 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant]te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 juli 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 juli 2013 heeft appellant verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 juli 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 21 maart 2013 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 16 juli 2013 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
17 januari 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

NW