ECLI:NL:CRVB:2014:764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
13-5183 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Wolleswinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 13/5183 AW. Het hoger beroep was ingesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertegenwoordigd door Mr. A.A.M. van der Zandt. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verschuldigd griffierecht van € 239,- binnen 28 dagen na verzending van de aanmaning te betalen. De gemachtigde van appellant is op 2 oktober 2013 en opnieuw op 4 november 2013 gewezen op deze verplichting. Ondanks deze aanmaningen is het griffierecht niet tijdig betaald, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 maart 2014
13/5183 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
13 augustus 2013, 12/79 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

PROCESVERLOOP

Mr. A.A.M. van der Zandt heeft als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 2 oktober 2013 is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 239,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van deze brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 4 november 2013 is de gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel, in tegenwoordigheid van
P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2014.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD