ECLI:NL:CRVB:2014:753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 14 april 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 1 oktober 2010 een ouderdomspensioen van de Sociale verzekeringsbank. Naar aanleiding van een signaal van de SVB dat appellant in het bezit was van een auto, heeft het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom een onderzoek ingesteld naar het autobezit van appellant. Dit onderzoek wees uit dat appellant meerdere voertuigen had gehad en dat hij niet had gereageerd op verzoeken om informatie. Op basis hiervan heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellant per 1 maart 2010 ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Tevens werd een boete van 10% van het benadelingsbedrag opgelegd en werd een bedrag van € 7.378,52 teruggevorderd.
Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor een deel. Appellant ging vervolgens in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de auto die hij bezat lager was dan door het dagelijks bestuur was vastgesteld. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur de waarde van de auto correct had vastgesteld op basis van koerslijsten en dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.