ECLI:NL:CRVB:2014:712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldig betaalde aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-uitkering)
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-uitkering) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontvangt sinds 1 oktober 2008 een ouderdomspensioen en aanvulling daarop in de vorm van AIO-uitkering. De Svb heeft op basis van een inkomensmelding van appellant besloten om de AIO-uitkering met terugwerkende kracht in te trekken, omdat appellant een hoger inkomen ontving dan de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit leidde tot een terugvordering van € 10.177,95. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar de Svb heeft dit ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de intrekking van de AIO-uitkering in rechte vaststaat, omdat appellant geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van de Svb. De Raad bevestigt dat de Svb bevoegd was om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen op basis van artikel 58, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad wijst erop dat de Svb het beleid hanteert dat onverschuldigd betaalde inkomensvoorzieningen volledig worden teruggevorderd, tenzij er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
Appellant heeft aangevoerd dat zijn financiële situatie en medische toestand een dringende reden vormen om de terugvordering te matigen. De Raad oordeelt echter dat de financiële positie van appellant, zoals blijkt uit zijn bankrekeningen, niet zodanig is dat er sprake is van een dringende reden. De Svb heeft bovendien appellant de mogelijkheid geboden om zijn aflossingscapaciteit aan te tonen, maar appellant heeft hier niet op gereageerd. De Raad concludeert dat de Svb in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat appellant zijn vermogen diende aan te wenden voor de terugbetaling van de schuld. De Centrale Raad van Beroep bevestigt daarom de aangevallen uitspraak van de rechtbank.