ECLI:NL:CRVB:2014:710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan [betrokkene] op basis van de veronderstelling dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met appellant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van de bijstand niet terecht was, maar het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats] ging in hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie dat appellant en [betrokkene] vanaf 23 september 2005 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad oordeelt dat het college niet bevoegd was om de kosten van de bijstand mede van appellant terug te vorderen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. Tevens worden de besluiten van 1 november 2011 en 23 mei 2011 vernietigd en herroepen, evenals het besluit van 4 september 2012. Het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 februari 2014.