ECLI:NL:CRVB:2014:708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag door tegenstrijdige verklaringen en gebrek aan medewerking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant had op 5 april 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), met als gewenste ingangsdatum 1 januari 2011. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, omdat de appellant tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn levensonderhoud en geen medewerking verleende aan het telefoongesprek met de casemanager. De casemanager had appellant meerdere keren om verduidelijking gevraagd, maar de appellant had geen duidelijke antwoorden gegeven.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij geen onduidelijkheid had laten bestaan over zijn levensonderhoud. De Raad oordeelde echter dat de appellant door zijn tegenstrijdige verklaringen en het eenzijdig verbreken van het telefoongesprek met de casemanager onduidelijkheid had gecreëerd. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant niet voldeed aan zijn inlichtingenverplichting, waardoor het college niet kon vaststellen of hij recht had op bijstand.
De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De appellant had niet de nodige duidelijkheid verschaft, wat leidde tot de bevestiging van de afwijzing van zijn aanvraag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.