ECLI:NL:CRVB:2014:701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de toeslag op bijstandsuitkering op basis van de nieuwe Toeslagenverordening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de verlaging van de toeslag op de bijstandsuitkering van appellant werd bevestigd. Appellant ontving sinds 13 augustus 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) met een toeslag van 20%. Echter, met de invoering van de nieuwe Toeslagenverordening in de gemeente Leiden per 1 januari 2012, werd de toeslag verlaagd naar 10% voor alleenstaanden die in een woning wonen waar ook een ander zijn hoofdverblijf heeft. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden verlaagde de toeslag van appellant per 1 januari 2012, wat leidde tot een bestreden besluit op 3 april 2012 waarin het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 21 januari 2014 was appellant niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door P. Gieske. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de argumenten van appellant dat het college onvoldoende rekening had gehouden met het advies van de commissie voor bezwaarschriften en dat hij zich in een schuldhulpverleningstraject bevond. De Raad oordeelde dat het college de toeslag terecht had verlaagd op basis van de verordening en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de verordening rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.