ECLI:NL:CRVB:2014:676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van inkomsten uit arbeid en de toepassing van de bescheidenschaalregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een kunstenaar die sinds 1998 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bescheidenschaalregeling had moeten toepassen op zijn situatie. Deze regeling houdt in dat bijstand per kalenderjaar kan worden vastgesteld voor personen die op bescheiden schaal werkzaamheden verrichten. De appellant stelde dat hij in het verleden wel degelijk gebruik heeft gemaakt van deze regeling, maar het college heeft dit betwist.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een verzoek om toepassing van de bescheidenschaalregeling heeft ingediend. De rapporten en besluiten waar de appellant zich op beroept, bieden onvoldoende bewijs dat het college deze regeling in het verleden op hem heeft toegepast. Het college heeft de bijstand van de appellant herzien en teruggevorderd, omdat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn inkomsten uit de verkoop van schilderijen.
De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, verworpen. De Raad concludeert dat de appellant niet onder de bescheidenschaalregeling valt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de herziening van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn geweest.