ECLI:NL:CRVB:2014:673
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening levensloopuitkering brandweer Den Haag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de besluiten van het college tot terugvordering van levensloopuitkeringen had vernietigd. De betrokkenen, die werkzaam waren bij de brandweer van Den Haag, ontvingen levensloopuitkeringen op basis van een regeling, maar het college stelde dat er administratieve fouten waren gemaakt waardoor te hoge bedragen waren uitgekeerd. De rechtbank oordeelde dat het college niet bevoegd was om de levensloopuitkeringen terug te vorderen, omdat het college geen beschikkingsmacht had over het levenslooptegoed. Het college verzocht de Raad om een voorlopige voorziening, omdat het van mening was dat de rechtbank te ver was gegaan door zelf in de zaak te voorzien en het college de mogelijkheid te ontnemen om nieuwe besluiten te nemen.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening ongegrond was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de door het college aangevoerde redenen voor spoedeisend belang niet voldoende waren om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De wetgever had aan het instellen van hoger beroep geen schorsende werking toegekend, en de voorzieningenrechter vond dat de belangen van het bestuursorgaan in dit geval niet zwaarder wogen dan de belangen van de betrokkenen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.